De toekomstige Euro 7-norm, die in 2025 in werking moet treden, wordt sterk betwist door de auto-industrie. Die vindt de nieuwe uitstootnorm overdreven en zelfs hinderlijk voor de investeringen in de overgang naar elektrische auto’s. ACEA heeft enkele tegenvoorstellen gedaan aan Europa. Maar vinden ze ook gehoor?
Sinds 1992 zijn in Europa uitstootnormen van kracht. Voertuigen moeten sindsdien voldoen aan een aantal criteria en limieten voor de uitstoot van schadelijke stoffen om de gezondheid van de Europese burgers te beschermen. In de loop der jaren zijn de Euronormen alsmaar strenger geworden. Dat gebeurt opnieuw met de Euro 7-regelgeving, die normaliter op 1 juli 2025 van kracht wordt.
De NOx-uitstoot, die tot nu begrensd was op maximaal 80 mg/km, wordt teruggebracht tot 60 mg/km. De uitstoot van kooldioxide (CO) daalt van 1.000 mg/km naar 500 mg/km voor benzinemotoren (voor dieselmotoren blijft de grenswaarde op 500 mg/km).
Technische problemen
ACEA, dat de autofabrikanten vertegenwoordigt, zegt echter dat de eisen “ernstige technische problemen” opleveren en dat de timing van de EU “onrealistisch” is. De definitie en de communicatie van de inhoud van de Euro 7-norm heeft zeer grote vertraging opgelopen, waardoor de fabrikanten onvoldoende tijd hebben gekregen voor onderzoek en ontwikkeling.
Volgens ACEA is de Euro 7-norm geen eenvoudige update van de vorige norm, maar wel “een aanzienlijke verstrenging van de vorige criteria”. ACEA waarschuwt daarom dat fabrikanten middelen die eigenlijk voorzien waren voor de ontwikkeling en engineering van elektrische auto’s zullen moeten gebruiken als Euro 7 niet versoepeld wordt. Dat zou de verplichte transitie en het verbod op de verkoop van nieuwe auto’s met verbrandingsmotor tegen 2035 vertragen of zelfs onmogelijk maken.
Aanbevelingen
ACEA pleit bovendien voor een beperking van het aantal verschillende homologaties en de RDE-tests in de praktijk (Real Driving Emissions). Europa wil deze tests uitbreiden om de laatste procenten van de foutenmarge weg te werken, maar volgens ACEA is dat zinloos en duur, zeker de nieuwe tests met variaties van de hoogte en temperatuur. Het argument van de belangenvereniging is dat 95 procent van de situaties nu al aan bod komt.
Vaste norm
ACEA vraagt ook dat de Euro 7-norm wordt vastgelegd en dus niet evolueert zoals dat wel het geval was bij de vorige normen (Euro 6, Euro 6b, Euro 6d enzovoort). De organisatie vindt het ook zinloos om 24 uur op 24 de emissiegegevens van auto’s te monitoren. Om aan deze eis te voldoen, zouden nieuwe sensoren nodig zijn, waardoor de prijs van auto’s nog meer zou stijgen, waarschuwt de organisatie.
Ten slotte wijst ACEA er ook op dat het protocol voor de vermindering van fijne deeltjes afkomstig van remmen en banden nog niet bekend is en dat de termijn van 1 juli 2025 daarom geen steekhoudt. Ingenieurs zullen meer tijd nodig hebben om geschikte systemen te ontwikkelen.
Oneerlijke concurrentie met Chinezen?
In zijn rapport aan Europa hekelt ACEA nogmaals de nutteloosheid van de Euro 7-norm en probeert ze de Europese beleidmakers ervan bewust te maken dat de invoering van deze norm de NOx-uitstoot met slechts 4 procent zal verminderen tegenover het Euro 6d-niveau, terwijl de overschakeling naar elektrische auto’s zal leiden tot een daling van 80 procent.
Met dit in het achterhoofd, vormt een massale investering in de Euro 7-norm een handicap voor de constructeurs, maar speelt dit in het voordeel van de Chinese fabrikanten die vaak alleen elektrische modellen aanbieden. De Euro 7-norm heeft dus alleen maar nadelen: de kosten voor de consument, het verlies van financiële middelen voor de fabrikanten en het geringe effect op de volksgezondheid. Het valt nog te bezien of Europa naar deze argumenten zal luisteren…