Motorsport

Sport

Vijf F1-wagens die gestrand zijn in de windtunnel

vijf f1-wagens die gestrand zijn in de windtunnel

Vijf F1-wagens die strandden in de windtunnel

Asiatech A-001 (2002)

Asiatech viel in 2001 de Formule 1 binnen als opkoper van Peugeot’s teleurstellende motorproject. De Franse fabrikant had tussen 1994 en 2000 met McLaren, Jordan en Prost Grand Prix geprobeerd door te breken, maar kwam telkens vermogen en betrouwbaarheid tekort.

Een verse cashinjectie van onder een groep Japanse investeerders – waaronder Sony-erfgenaam Hideo Morita – vormde Peugeot om tot Asia Motor Technologies France. Onder de aantrekkelijkere handelsnaam Asiatech schaafde het bedrijf de Peugeot A20 drieliter V10 bij voor het team van Arrows. Na een teleurstellend seizoen met een enkele zesde plek voor Jos Verstappen in Oostenrijk stapte Asiatech over naar Minardi. Een droomdebuut voor de motor en Australische rookie Mark Webber met P5 in Melbourne bleek uiteindelijk voor niets te zijn. Toen het voor Minardi-eigenaar Paul Stoddart duidelijk werd dat de motoren niet langer gratis zouden zijn stapte hij over naar Cosworth-blokken voor 2003.

Terwijl het seizoen van 2002 nog aan de gang was werd het idee geopperd om een eigen team te starten. Asiatech nam een oud ontwerpbureau van Williams over en huurde gerenommeerde designer Enrique Scalabroni in. De Argentijn werd aan het werk gezet om een testchassis te ontwikkelen voor een fonkelnieuwe motor, maar het project evolueerde uiteindelijk tot volledig raceteam.

Op 14 september 2002 presenteerde Asiatech vol trots een windtunnelmodel tijdens het Grand Prix-weekend op Monza. Het team noemde een debuut in 2004 of 2005 als doelstelling. De A-001 zou voor het eerst een motor van eigen ontwerp meekrijgen: de Asiatech 003 V10.

Later dat jaar werden de banden met de Japanse geldschieters echter verbroken. Het gebrek aan investering en het verlies van Minardi als potentiële klant waren een enorme financiële klapt voor Asiatech. Op 3 november 2002 werden de deuren voorgoed gesloten. De inboedel van het team werd in februari 2003 geveild.

Lola B10/30 (2009)

Aan het einde van de zeros had de Formule 1 het bijzonder moeilijk. Schandalen zoals Spygate en Crashgate, de financiële crisis en het vertrek van steeds meer fabrikanten zorgden voor de nodige chaos in de sport. Als klap op de vuurpijl dreigden een aantal teams zich af te splitsen van het wereldkampioenschap om onder een andere naam verder te gaan.

De F1 reageerde op alle rumoerigheid door voor het eerst sinds jaren de poorten te openen voor nieuwe teams. Geïnteresseerden werden gelokt met de belofte van een budget cap en een standaard motorleverancier in de vorm van Cosworth. Via deze weg hoopten Bernie E. en co de grid aan te vullen met teams zonder al teveel politieke macht om de toekomst van het wereldkampioenschap veilig te stellen.

Een van die gegadigden was legendarische Britse constructeur Lola. Het fabriekje bouwde bolides voor allerlei categorieën, maar had in de Formule 1 nog akelig weinig succes geboekt. Als chassis-leverancier voor Honda en Larrousse had het merk één overwinning en drie podiums behaald, maar onder de eigen naam wilde het niet vlotten. De T93/30 voor BMS Scuderia Italia en de Mastercard-Lola soap waren immers beruchte missers.

Onder het management van Ierse zakenman Martin Birrane greep Lola de kans om terug te keren naar de grid voor 2010 met beide handen aan. In september 2009 presenteerde Lola bij een open dag op de fabriek een windtunnelmodel op 50% schaal. De fanfare was echter tevergeefs: de FIA en F1 wezen de inschrijving van Lola af ten faveure van Campos Meta, Lotus Racing, USF1 en Virgin Racing. Het model werd vervolgens doorontwikkeld voor 2011, maar Lola kwam er opnieuw niet tussen.

Epsilon Euskadi (2009)

Een van de andere kandidaten voor een plekje op de grid van 2010 was Epsilon Euskadi, de operatie van voormalig McLaren, Ferrari, Tyrrell en Benetton manager Joan Villadelprat. Het Spaanse team runde wagens in de Formule Renault 2.0 en 3.5 waar ze in 2005 de titel pakten met Robert Kubica (3.5) en in 2007 en 2009 met Brendon Hartley en Albert Costa (2.0).

In juni 2009 kondigde de formatie uit Baskenland aan zich ingeschreven te hebben voor het F1-seizoen van 2010. Epsilon Euskadi verscheen niet op de inschrijflijst, maar werd wel als reserve achter de hand gehouden voor het geval een ander team uit de selectie de grid niet zou halen.

Precies die situatie leek ze te ontvouwen met het omvallen van USF1, maar de exit van dat team kwam te laat voor Epsilon Euskadi om alsnog te kunnen starten in 2010. De plannen werden met een jaar uitgesteld, maar net als Lola werd het team voor 2011 afgewezen. De politieke crisis die de inschrijvingsronde in gang had gezet was immers alweer afgewend, waardoor de F1 geen noodzaak zag voor nog meer amateurteams.

Caterham CT06 (2015)

Caterham was één van de drie teams die wel door de rumoerige inschrijfprocedure voor 2010 kwam, destijds nog onder de naam Lotus Racing. Een clash met het in 2011 omgedoopte Lotus-Renault zorgde er echter voor dat het team de naam van een andere kleine Britse sportwagenbouwer aannam. Lotus/Caterham ontpopte zich als de meest competente van de drie rookie teams van 2010, met een serie tiende plaatsen in het kampioenschap van 2010 tot 2012.

In 2013 gleed het team af naar P11, waarna de echte problemen zouden beginnen. De overstap naar de complexe, peperdure en (in eerste instantie) zeer onbetrouwbare turbo-hybride power units viel het kleine team bijzonder zwaar. De neerwaartse lijn van 2013 werd keihard doorgezet, waardoor de sponsors er één voor één het bijltje bij neer gooiden.

Uit pure wanhoop gaf Caterham voor veel geld een stoeltje aan Audi LMP1-rijder André Lotterer, die de F1 ‘even wilde proberen’. Lotterer kwalificeerde zich op Spa een seconde sneller dan reguliere rijder Marcus Ericsson, maar moest op de eerste ronde al opgeven met een elektrisch probleem. Vier races later was het geld op bij Caterham, waardoor het leek alsof ze het seizoen niet af zouden maken. Via een crowdfunding-operatie kwamen ze drie Grand Prix later echter alsnog aan de start voor de seizoensfinale in Abu Dhabi.

De fondsen van de fans waren echter niet genoeg om het team in leven te houden. Caterham kreeg een speciale uitzondering van de FIA om de 2014-auto nog een jaar te mogen gebruiken, maar het was tevergeefs. In maart 2015 werd de inboedel van het team te veil gezet.

Tussen de stukken zat een windtunnelmodel voor de CT06, de auto waarmee Caterham het seizoen van 2015 in had willen gaan. De wagen leek opvallend veel op de Ferrari SF15-T, maar kon zijn potentieel nooit realiseren.

Manor MRT06 (2017)

Net als Lotus/Caterham was Manor Racing één van de gelukkige binnenkomers in 2010. Het team streed aanvankelijk mee onder de naam van platenmaatschappij en luchtvaartmaatschappij Virgin, met dank aan Britse zakenman Richard Branson. Tussen 2012 en 2014 werd de vlag van Russische sportwagenbouwer Marussia gevoerd, maar in 2015 greep het team terug op Manor, de naam waarmee in de lagere categorieën successen behaald werden.

Virgin/Marussia/Manor viel in eerste instantie in het midden tussen Lotus/Caterham en Hispania Racing Team, maar begon vanaf 2013 iets meer richting de onderkant van het middenveld te kruipen. In 2014 scoorde Jules Bianchi de eerste punten van het team met P9 op het circuit van Monaco. In 2016 voegde Pascal Wehrlein daar een puntje aan toe in Oostenrijk, maar dat bleek niet genoeg te zijn.

Het team had eind 2014 al een doorstart moeten maken, maar werd toen geholpen door de uitkering van de TV-uitkomsten door de Formule 1. Als tiende team in het kampioenschap kreeg het een cheque van maar liefst 12 miljoen euro toegeschreven. Eind 2016 was dezelfde som wederom hard nodig om het voortbestaan van het team te garanderen.

Sauber’s Felipe Nasr had echter andere plannen. Met een negende plaats in Brazilië veroverde de Braziliaan twee punten voor het Zwitserse team, dat prompt de tiende plek afpakte van Manor. De financiële klap bleek onoverkoombaar voor het team.

Het failliete Manor werd meerdere keren overgegooid tussen verschillende geïnteresseerde inversteerders, maar tot een deal kwam het nooit. Pas in januari 2017 werd het team officieel opgeheven.

Manor werkte op dat moment aan een volledig nieuw chassis voor de aankomende reglementswijzigingen voor 2017. Verder dan een windtunnelmodel op schaal kwam het echter niet. De MRT07 was een afgeleide van de MNR1, de auto die Marussia voor het eerste faillissement ontwikkeld had voor 2015 en was mede ontworpen door huidige F1 technische chef Nikolas Tombazis. Manor had maar liefst zes verschillende neuzen ontwikkeld voor de auto om te kunnen experimenteren. Geen daarvan kwam uiteindelijk op de grid terecht.

TOP STORIES