Oscar Piastri, McLaren MCL60, Lando Norris, McLaren MCL60, Charles Leclerc, Ferrari SF-23
De woorden van Brown zijn niet overdreven. In 2023 lukte het ook Haas F1 Team – dat stijf onderaan stond in het constructeurskampioenschap – meerdere keren om naar de laatste tien van de kwalificatie door te stoten. “Ik kan me niet herinneren dat ook de nummer tien bij de constructeurs altijd een bedreiging was voor een plekje in Q3. Ik denk dat we er aan gewend zijn geraakt dat P10 altijd drie seconden van de poletijd af was”, legt de Californiër uit. “Ik denk dat het budgetplafond het gestelde doel heeft behaald.”
Naast de spanning in de kwalificatie ziet Brown ook dat de races een stuk competitiever zijn, ondanks dat Max Verstappen in 2023 veruit de beste was. “Als je Max niet meetelt, dan had je voor het eerst vijf teams met zeven of meer podiumplaatsen”, verklaart de 52-jarige man uit Los Angeles, die nog wel verbeterpunten ziet in de regels. “Ik denk dat het budgetplafond uitstekend werkt, maar het is nog niet perfect. De FIA is momenteel hard bezig met het dichten van de laatste mazen in de wet.”
Data geeft Brown gelijk
Een blik op de statistieken van het afgelopen seizoen laat zien dat Brown de cijfers goed op orde heeft. Tijdens de seizoensafsluiter in Abu Dhabi was het veld in Q1 binnen een seconde, terwijl doorstoten naar Q2 pas lukte als je binnen iets meer dan vier tienden bleef van de snelste man. In 2022 – het eerste seizoen met de grondeffectauto’s – was het gat een stuk groter. Tijdens de eerste race van dat jaar in Bahrein was het gat tussen de snelste en de langzaamste coureur in de eerste kwalificatiesessie meer dan twee seconden. Om Q2 te halen was een tijd van iets meer dan een seconde langzamer dan de toptijd genoeg. Hierin is duidelijk het nivellerende effect van het budgetplafond te zien.