Europa is op weg om zijn eigen auto-industrie in de vernieling te rijden. Onbetaalbare elektrische mobiliteit en fabriekssluitingen dreigen, waarschuwt de nieuwe ACEA-voorzitter Luca de Meo in een open brief.
Dreiging uit China en VS
“We moeten vermijden dat de industrie wegtrekt uit ons continent”, vindt Luca de Meo. “De afgelopen twintig jaar heeft de Europese auto-industrie geleidelijk terrein verloren op zijn wereldwijde concurrenten. De autoproductie en -verkoop in China is bijvoorbeeld 25 keer groter geworden sinds 2003, terwijl die in Europa met zo’n 25 procent daalde. Recente politieke beslissingen dreigen de Europese auto-industrie in een nog ongunstigere situatie te brengen tegenover de Chinese en Amerikaanse concurrenten. Terwijl de Europese aanpak is om regels te verzinnen op weg naar nul uitstoot, kiezen andere regio’s voor incentives. De Verenigde Staten en China steunen en stimuleren massaal hun industrie, namelijk met de Inflation Reduction Act (IRA) en het Made in China 2025 (MIC)-plan.”
Daarnaast ziet Luca de Meo een nadeel qua grondstoffen. “De shift naar elektrische auto’s is een nadeel voor Europa op het vlak van controle over de waardeketen, vooral tegenover de Chinese spelers. Tegen 2030 zal maar 5 procent van de grondstoffen nodig voor batterijproductie van Europese oorsprong zijn”, merkt hij op. “We hebben een ambitieus en gestructureerd plan nodig voor de auto-industrie om te concurreren met andere werelddelen, terwijl we wereldwijde vrijhandel blijven beschermen en promoten.”
Technologisch monopolie
Euro 7 is geldverspilling
De nieuwe Euro 7-uitstootnorm is nog een voorbeeld van hoe Europa het zichzelf moeilijk maakt. “Het recente Euro 7-voorstel zou fabrikanten van lichte en zware bedrijfsvoertuigen verplichten om miljarden te investeren in technologie voor motoren en uitlaatgasbehandeling, met een minimale milieuwinst. Dit betekent dat we heel wat middelen voor de ontwikkeling van elektrische auto’s moeten verschuiven naar de verbrandingsmotor. Dit geld kan beter besteed worden aan technologie die niet alleen de CO2 maar ook schadelijke emissies aanpakt.”
Betere infrastructuur
Luca de Meo roept Europa nogmaals op een betere infrastructuur te voorzien voor elektrische wagens. “Ondanks de vele aankondigingen en recente vooruitgang, loopt de ontwikkeling van de infrastructuur achter op de inspanningen van de industrie. De auto-industrie evolueert snel: in 2012 boden 10 automerken elk ongeveer één elektrisch model aan. Vandaag hebben 25 merken in totaal 40 elektrische modellen. Toch worden er wekelijks maar 2.000 nieuwe publieke laadstations geplaatst in de Europese Unie, terwijl er per week 14.000 nodig zijn voor de transitie naar elektrische mobiliteit.”
Te dure elektrische auto’s
Tot slot pleit Luca de Meo voor mobiliteit die toegankelijk is voor een breed publiek. Onder meer door hogere milieu- en veiligheidseisen worden nieuwe auto’s stilaan onbetaalbaar voor burgers met een normaal inkomen. “80 procent van de binnenlandse reizen gebeurt met de auto. We mogen niet vergeten dat mobiliteit toegankelijk moet blijven voor burgers. De kosten voor batterijen en elektriciteit zullen hoog blijven, om redenen die we niet kunnen controleren. Elektriciteitsverbruik zal wellicht zwaar belast worden om het wegvallen van andere belastinginkomsten te compenseren. De batterijkosten, die buiten Europa (vooral in China) gecontroleerd worden, zullen hoog blijven, wat verhindert dat de autoprijzen dalen. Aankoopstimuli worden nu al overal in Europa verminderd om duidelijke budgettaire redenen.”
“Nochtans is de vraag naar elektrische auto’s nu al onvoldoende om de kritieke massa te bereiken die nodig is om te slagen binnen de tijd die we gekregen hebben. Vandaag is maar 1,5 procent van de 250 miljoen auto’s op de Europese wegen volledig elektrisch. Tegen 2030 zou dit al ongeveer 25 procent moeten zijn. Willen we echt impact hebben op de klimaatverandering, dan moeten we ongetwijfeld ook oplossingen vinden voor het bestaande wagenpark, zonder de mobiliteit van de burgers te beperken”, besluit Luca de Meo.